De route van Lake Tekapo naar Dunedin
We verlaten Lake Tekape om via Mount Cook naar Dunedin te rijden; de tweede etappe van onze rondreis door Nieuw-Zeeland. Mt Cook, vernoemd naar ontdekkingsreiziger James Cook en door de Maori ’Aoraki’ (wolkendoorboorder) genoemd, ligt in het gelijknamige Nationale Park en is met 3764m de hoogste berg van Nieuw-Zeeland. We moeten een omweg van ongeveer anderhalf uur maken, maar dat hebben we er graag voor over om Mt Cook van ‘dichtbij’ te zien.
Mount Cook bewonderen vanaf de zuidkant van Lake Pukaki
Als we langs de zuidoever van Lake Pukaki rijden, zien we Cook voor het eerst. De bergt steekt uit boven alle andere besneeuwde toppen aan de andere kant van het meer, dat al even mysterieus blauw is als Lake Tekapo <https://vanhiertottimboektoe.nl/lake-tekapo-onwaarschijnlijk-blauw/>. Het is een machtig gezicht! De bochtige weg langs de westoever van het meer eindigt in Mount Cook Village op twaalf kilometer ten zuiden van de berg. Dichterbij kunnen we niet komen, dus drinken we wat op het terras van The Hermitage terwijl we genieten van het uitzicht en discussiëren over de vraag of je Mt Cook nou ‘beter’ kan zien van dichtbij of van een afstand.
We draaien om en rijden terug door de uitlopers van de Southern Alps richting de kust. Het is nog bijna vier uur rijden naar Dunedin en dat kunnen we niet in één keer doen met de kindjes. Ter hoogte van Lake Benmore stoppen we voor een lunch in de zon op een verlaten grasveld. De kinderen kunnen even lekker rennen, kruipen en ravotten in het gras. We stoppen ook nog even om te kijken naar de Maori rotstekeningen bij Duntroon. Helaas zijn de meeste vernield of weggehaald om in musea tentoongesteld te worden. Aan het eind van de middag komen we aan in Dunedin, waar we onze camper parkeren op het Dunedin Holiday Park.
Op zoek naar Maori rotstekeningen bij Duntroon
Het Otago schiereiland ten oosten van Dunedin, staat bekend om z’n wildlife: zeeleeuwen, zeehonden, pinguïns en albatrossen. Dus gaan we met onze kinderen op ‘dierenjacht’. Op Pilots Beach hebben we onze eerste close encounter; we struikelen haast over een slapende zeeleeuw. Het dier klapt eens wat met een flipper en opent een oog, beslist dat wij geen gevaar vormen en kukelt weer in slaap. Zelfs van het blije gegil van dochter F – die luidkeels tettert tegen alles met vier poten – is het dier niet onder de indruk. Van de blauwe pinguïns, die je hier kunt spotten, geen spoor…
Close encounter met een zeeleeuw op Otago schiereiland
We parkeren de camper op het uiterste puntje van het schiereiland waar het Royal Albatros Center gehuisvest is. We gaan niet naar binnen, maar hopen een albatros te zien vanaf het uitkijkpunt. En we hebben geluk! Wat een machtig grote vogels (en wat zijn meeuwen dan ineens klein). De kinderen vinden alles wat vliegt mooi, dus voor hen had dit programmaonderdeel waarschijnlijk niet gehoeven…
We rijden terug naar Dunedin via het aan de andere kant van het schiereiland gelegen Sandfly beach. Daar woont de zeldzame yellow-eyed pinguin, maar ook die laat zich niet zien. Enigszins teleurgesteld lopen we een rondje door Dunedin; een stad met een bijzonder achthoekig centrum met in het midden een groot plein. We kopen wat kleren bij de outdoorwinkel die we tegenkomen; we kunnen wel wat warme kleren gebruiken want we hebben de Nieuw-Zeelandse zomer iets te warm ingeschat. In de loop van de middag gaat de zon schijnen en besluiten we nog een keer op zoek te gaan naar die kleine blauwe pinguïns om eenmaal terug bij Pilots Beach te constateren dat er een bord staat met de mededeling dat de pinguïns pas rond half tien aan land komen. En dat is natuurlijk veel te laat voor de kinderen…
Desondanks besluiten we na het avondeten in Portobello gewoon nog een keer terug te rijden naar Pilots Beach. We kunnen echt niet weg zonder die vogels gezien te hebben. Met alleen zoon P – dochter F laten we, ontaarde ouders, slapend achter in de camper – lopen we naar het strand. In het schemerdonker zien we halfronde rimpelingen op het water. En dan ineens ontwaren we de pinguïns die steeds even boven het water uitspringend op het strand af zwemmen. Zo snel en behendig als ze door het water ‘vliegen’, zo onbeholpen waggelen de kleinste pinguïns ter wereld over het strand richting hun nesten. Vlak voor de voeten van zoon P langs die haast niet weet waar hij het zoeken moet van spanning en enthousiasme. Als alle pinguïns aan land zijn en het gekrijs van hun jongen is verstomd, rijden we terug naar de camping. Het is dan al pikkedonker en drie uur voorbij bedtijd voor zoon P.
De historische trein
Als afsluiter van onze stop in Dunedin stappen we met de kinderen in een historische trein voor een rit door de Taieri Gorge. Het prachtige station in Victoriaanse stijl is al een belevenis op zich, maar de kinderen kunnen niet wachten tot ze in de trein – uit 1920 dus met balkonnetjes – mogen. Twee uur lang boemelen we door geelgebloemde kloven, langs steile hellingen, over enge bruggen en door smalle tunnels. Het is een spannend avontuur, zeker als je buiten op het balkon van de trein staat en de rivier ver onder je ziet stromen. Onderweg stoppen we af en toe en mogen we uit de trein. Zoon P vindt dat maar niets, bang als hij is dat we er niet op tijd weer inzitten. Na twee uur arriveren we op het eindstation – Pukerangi – waar we een rondje lopen om vervolgens in anderhalf uur terug te boemelen. Voor meer informatie: http://www.dunedinrailways.co.nz.
Taieri Gorge
Lees ook de andere blogs over onze rondreis door Nieuw-Zeeland.