In de categorie ‘toeristische hoogtepunten in Nederland die ik nog nooit gezien heb’, paste tot voor kort ook de kaasmarkt. Zes jaar heb ik nota bene in Alkmaar op school gezeten. En toch heb ik daar nooit de kaasmarkt bezocht. Maar zelfs als ik dat gedaan had, dan nog had ik geen echte kaasmarkt gezien. Want van de vijf kaasmarkten die in Nederland nog bestaan – naast Alkmaar in Edam, Hoorn, Gouda en Woerden – wordt alleen op de markten van Gouda en Woerden nog echt kaas verhandeld. De andere drie kaasmarkten zijn reconstructies van een oude werkelijkheid ter vermaak van de toeristen. Dus als we naar Woerden gaan, is een bezoek aan de kaasmarkt dan ook een must.
Kaas in Woerden
Al vanaf 1885 worden partijen kaas vanaf het platteland naar het centrum van Woerden vervoerd om te worden verhandeld. We komen net op tijd aan om te zien hoe de kaasboeren uit de regio de kazen de markt op rijden voor de verkoop; op een handkar of op een kar achter een trekker. De kopers in hun lange witte jassen en nette hoeden bekijken de kazen die onder een zeil liggen; het is niet echt mooi weer en regen tast de beschermlaag van de kaas aan. De marktmeester luidt de bel als teken dat de markt geopend is. Als de koper de kwaliteit van de kaas vastgesteld heeft door erop te kloppen, ‘onderhandelt’ hij met de kaasboer (te herkennen aan zijn blauwe boerenkiel, rode zakdoek en pet) door middel van handjeklap. Het duurt soms even voordat er overeenstemming bereikt is, maar de prijs van de verschillende partijen kaas ligt zo rond de 5 euro per kilo. Als alle kaas verkocht is, worden de partijen gewogen; je weet als koper namelijk wel wat je per kilo betaalt, maar niet hoeveel kilo je koopt. Is alle kaas gewogen, dan wordt de markt weer ‘afgeluid’ en de prijs van de kaas genoteerd op het bord onder de bel.
Toneelstuk
Zoon P, dochter F en ik staan erbij en kijken ernaar. Het is een wonderlijk schouwspel en het gevoel bekruipt me toch dat ik naar een toneelstukje sta te kijken. En dat is niet helemaal onterecht. Want het verhandelen van kaas alleen is niet zo interessant voor het publiek. Daarom is ervoor gekozen het handelsverhaal in beeld te brengen op een manier waarop voor het publiek duidelijk is wie wie is – de boer, de boerin, hun dochters (de kaasmeisjes) en de handelaar – en wat er precies gebeurt. Het publiek wordt door de marktmeester uitgenodigd het verhaal van de boerenkaasmarkt te beleven door deze personages te volgen langs de verschillende fases van de verkoop. En het verhaal wordt uitgebeeld door vrijwilligers uit Woerden die het leuk vinden dit 18 keer per jaar tijdens de kaaszomerweken te doen.
Konijnen knuffelen en kaas proeven
De kinderen vinden het interessant om het kaasverhaal te bekijken en kunnen ook goed volgen wat er gebeurt. Toch houden ze het niet vol tot het einde; er is meer te zien en te doen op de boerenmarkt. Ze willen sjoelen met (nep)kazen, een (nep)koe melken en verschillende boerenkazen proeven. En liefst ook de kersen die ze verkopen bij de kraam van Fruitteeltbedrijf Smorenburg (die we na afloop van ons bezoek aan de markt ook daadwerkelijk kopen). Ze willen ook graag kijken bij koe Berta en kalf Victor. Die staan voor de Petrustoren naast een met strobalen afgezette ruimte waarin konijnen rondhuppelen. Dochter F vindt ze een beetje eng (want ze bewegen), maar zoon P zit gezellig in het hok met een konijn te knuffelen…
Carillon
Voor de Petrustoren ontmoeten we iets later gids Hans (van het Gilde Woerden) die ons mee naar boven neemt via een smalle wenteltrap. In de wachtruimte – een kille vierkante ruimte met een open haard en schietgaten in alle windrichtingen – vertelt hij ons hoe Woerden ontstaan is op de plek waar twee rivieren samenkwamen. In het midden van de draaikolk die daarbij ontstond, staat het water stil en slaat klei en zand neer. Het hogere stuk land dat zo gevormd wordt heet een ‘waard’ of ‘woerd’ en daar vestigden de Bataven zich rond het begin van onze jaartelling. We klimmen verder omhoog langs de kerkklokken en het carillon dat elk kwartier een deuntje speelt. We staan even stil bij het “stokkenklavier” en Hans vertelt dat het carillon nu mechanisch bediend wordt, maar vroeger met de hand bespeeld werd. Zoon P mag zelfs een keer met z’n vuist op een van de ‘toetsen’ slaan. Nog verder omhoog gaan we, tot we net onder de kerkklokken – of eigenlijk onder de ene die er nog hangt omdat ze die er niet af konden krijgen om te vervangen – de omloop opstappen.
Wonder van Woerden
Het uitzicht over Woerden en het achterliggende Groene Hart is fantastisch. Hans wijst ons waar vroeger de stadswal liep die Woerden moest beschermen tegen het water uit de polder. Molen de Windhond staat bijvoorbeeld op één van de laatste stukjes stadswal. De kinderen vinden het moeilijk hun aandacht bij het verhaal te houden, maar Hans speelt daar handig op in door anekdotes te vertellen die de kinderen ook aanspreken. Zo vertelt hij ons over het wonder van Woerden, toen de Woerdenaren tijdens een langdurige belegering een bidstond organiseerden en God om eten vroegen. Niet lang daarna zat het water rond Woerden ineens vol snoek. Jammer genoeg bleek voor dit wonder een logische verklaring ontdekten onderzoekers van de Universiteit Wageningen recentelijk; snoeken gedijen goed op plekken waar zowel stilstaan als stromend water is. Hij wijst ons het kasteel van Woerden, de Bonifatiuskerk en de ligging van de Oude Rijn die voorheen dwars door de stad liep.
Meer geschiedenis in Woerden
Weer beneden hebben we nog twintig minuten over. We lopen een klein rondje door de stad waarbij Hans ons de achteringang van het Castellum (Laurium) wijst. De contouren van dit Romeinse verdedigingswerk zijn in de bestrating verwerkt als een patroon van blauwgrijze tegels. De hoofdingang was op het marktplein, de achteringang naast het oude stadhuis. Hij laat ons de schandpaal zien voor het oude stadhuis waar mensen bij wijze van straf vastgeketend werden – vrouwen beneden, mannen boven – en door omstanders bekogeld konden worden met tomaten en rotte eieren. Als we omhoog kijken, zien we linksboven in de bek van de leeuw nog het stuk hout dat naar buiten geschoven kon worden en gebruikt werd als galg. De kinderen vinden dit zeer interessante informatie. We leren van Hans dat alle gebouwen in Woerden met tralies voor de ramen voormalig kaaspakhuizen zijn; de ramen moesten open om te luchten, maar de kaas mocht niet gestolen worden. Langs het Arsenaal lopen we, waar vroeger wapens en toebehoren opgeslagen werden. Omdat niet iedereen even goed kon rijden en de wagens af en toe een stukje muur meenamen bij het naar binnen rijden, zijn er kanonnen naast de ingangen geplaatst ter bescherming die er nu nog steeds staan. De ringen in de muur waar je je paard aan kon vastbinden, zijn er ook nog. In parkeergarage Castellum bekijken we de Romeinse platbodem 7 die gevonden is op zo’n twee meter diepte bij de bouw van deze garage. De parkeergarage is een soort ondergronds museum waarin met displays en foto’s duidelijk gemaakt wordt wat op deze plek allemaal gevonden is.
Via de uitgang aan de Meulmansweg lopen we weer naar buiten richting het haventje van Woerden waar twee replica’s van Romeinse schepen liggen; een grote en een kleine. Hans wijst ons de Rijnstraat – waar voorheen de Rijn liep – en neem afscheid met de woorden dat we nu ongeveer 20% gezien hebben van wat er te zien is in Woerden. We bedanken hem en lopen nog even door naar het haventje omdat de kinderen de Romeinse boten nog even van dichtbij willen bekijken. Wat mij betreft had de rondwandeling nog wat langer mogen duren, maar de kinderen zijn er wel klaar mee…
Zoon P, dochter F en ik bezochten Woerden op uitnodiging van Woerden Marketing.